Met een groepje kinderen zo tussen 10 en 12 jaar had ik een boeiend gesprek naar aanleiding van de parabel over de gulle eigenaar en de aangeworven dagloners. Mijn eerste vragen waren vrij onschuldig: ik vroeg hen of het rechtvaardig is dat de ene papa of mama meer verdient dan de andere? En als ze niet gaan werken omdat ze ziek zijn of depressief moeten ze dan ook hun loon ontvangen? De antwoorden waren nogal verschillend maar toch kon men ermee leven dat er verschillen zijn, want sommige jobs zijn zwaarder of soms gevaarlijker. Een meisje maakte de bedenking dat wel iedereen genoeg moet krijgen om te leven, een verrassend mooie gedachte op die leeftijd. Daarna stelde ik een dwingender vraag: stel dat je voor je mama een klusje hebt opgeknapt en ze je daarvoor een ijsje geeft, maar daar komt je broertje binnen van de voetbal en ook hij krijgt zomaar een ijsje: vind je dat rechtvaardig? Bijna iedereen vond het onrechtvaardig, want die broer had het niet verdiend. Toen moest ik hen confronteren met de parabel waarin wordt verteld dat aan het einde van de dag de eigenaar aan alle dagloners eenzelfde loon gaf. Dat dankzij die gulheid ook de gezinnen van wie het laatst was aangeworven konden overleven, vond men heel terecht, maar het gevoel bleef er. Helaas, niet alleen kinderen kijken en vergelijken, ook volwassenen doen zo. De parabel verwijst terecht naar die fantastische tekst in het boek Deuteronomium: