Lucas schrijft zijn evangelie vele jaren na Jezus’ dood. Vanuit de overrompelende ervaring van Pasen en Pinksteren componeert hij een ontroerend kerstverhaal. Hierin verwoordt Lucas de vreugde over Jezus’ bevrijdende boodschap, maar evenzeer de onduidelijkheid en verwarring over de diepere betekenis van zijn woorden en daden.
Lucas opent zijn geboorteverhaal met de jonge moeder Maria. Hij schetst haar als de belichaming van het vernederde, uitzichtloze volk van die dagen. Dat volk is zonder toekomst. Het woont onder militaire bezetting, onder de Pax Romana, in een leeggeroofd land. Maar toch zingt deze Maria : “Jk ben een gewoon dienstmeisje, maar groots is het wat de Levende met mij doet. God heeft mij gezien en weggehaald uit vernedering. Rijken zendt Hij heen met lege handen en armen tilt Hij op.”