Hoe minder men historisch afweet van een belangrijke persoon uit de geschiedenis, hoe groter de kans dat er na zijn of haar dood allerhande verhalen gefantaseerd worden. Dat is duidelijk het geval met de moeder van Jezus, Maria. Over haar weten we vrijwel niets. Ook de Bijbel is heel spaarzaam in zijn informatie over haar. Ze wordt er zelfs opgevoerd als ‘een vrouw die zich best niet met Jezus’ zaken bemoeit’, of – nog erger – als ‘de vrouw die van zijn zending niks snapt’. Niet erg flatterend. En toch hebben zowel theologen als volksmensen in de loop van de kerkgeschiedenis het wazige en zelfs negatieve beeld van Maria met positieve legendes opgepoetst. Ze hebben als het ware het eenvoudige Galilese meisje verheven tot een bijna goddelijke status, met nevenante titels zoals ‘maagd en moeder Gods’. Je moet er maar eens de litanie van O.L.Vrouw met haar vijftig aansprekingen op nalezen. Ook de afbeeldingen op iconen en schilderijen, de aangrijpende beeldhouwwerken en de mooie gregoriaanse en polyfone muziek volgden die trend.
“Hoeveel keren moet ik vergeven? Tot zevenmaal toe?” Jezus antwoordt: “Ik zeg je niet ‘tot zevenmaal toe’, maar tot zeventigmaal toe”. Met een antwoord van dat formaat, herontdekken we hoe fundamenteel vergeving is voor het christelijke leven.
Het verhaal van de storm op het meer is zeker van toepassing op de kerkelijke situatie in de 12e, 13e eeuw. De kerk beleeft een stormachtige tijd. Er is enerzijds de officiële kerk die niet bepaald uitblinkt door evangelisch leven. Anderzijds is er een grootscheepse zoektocht in tal van bewegingen, groepen en individuen die geen vrede hebben met deze rijke, zelfgenoegzame kerk. Het gaat om de ziel van het evangelie. Voor de officiële kerk is die gelegen in de onbetwistbare waarheid van de goddelijke openbaring. Deze is volgens haar neergelegd in de heilige Schrift en de nadere verklaring daarvan door de kerkelijke gezagsdragers. De grote meerderheid van het gelovige voetvolk begrijpt echter nauwelijks iets van de wereldvreemde theologische taal. Zij beseffen wél dat de ziel van het evangelie te vinden in de navolging van de arme en barmhartige Jezus. En daarvan vinden ze nauwelijks iets terug in het kerkinstituut.
Jezus kon zijn druk leven alleen maar volhouden omdat hij innerlijk sterk was, omdat hij bad en contact hield met God. Af en toe wilde hij dus alleen zijn op een eenzame plek om er te bidden, te mediteren, tot zichzelf te komen. Zo begint ook ons verhaal: ‘In die tijd voer Jezus in een boot naar een eenzame plek om alleen te zijn’. Maar de mensen komen het te weten en ze gaan hem achterna. Dat is te verstaan, want ze hebben iets aan hem, hij haalt het beste in hen boven, hij weet precies welke vragen en problemen zij hebben.
Over Jezus is veel beweerd, en veel in twijfel getrokken. Wie alle bronnen samenneemt, kan echter alvast om één waarheid niet heen: Jezus was een rondtrekkende predikant, die in de eerste eeuw van onze jaartelling Joden én heidenen wakker schudde met zijn boodschap van een op handen zijnd Rijk Gods. We hoorden dit de voorbije zondagen; we hebben het vandaag gehoord. Jezus vertelt parabel na parabel opdat de kern van zijn boodschap tot ons zou doordringen.
De laatste weken gaat het in het evangelie telkens weer over een of andere boer die zijn veld bezaait, en wat hij allemaal tegen komt. Vandaag klinkt het zelfs een beetje link: er is sprake van een vijand die probeert de oogst om zeep te helpen. Maar, en toch merkwaardig : de boer luistert helemaal niet naar de wijze raad die ervaren mensen hem in het oor fluisteren: doe daar toch iets aan, grijp in. Neen, niets daarvan.
Bestaat er een mooier beroep dan dat van de zaaier, zoals dit ons vandaag wordt voorgesteld in het Evangelie? Vanuit de hemel zaait God te allen tijde en bij elk weer. Al heeft Hij zo zijn uitverkoren grond: het hart van iedere mens. Het hart is een wonderlijk maar complex orgaan. Het is gevormd en getekend door het leven van elkeen.
Er moet van Jezus en zijn boodschap een aanstekelijke kracht zijn uitgegaan, iets wat mensen heel diep beroerde en vervulde met nieuwe hoop en moed. Dat is de grondtoon die op dit feest doorklinkt. Pinksteren was in oorsprong een oogstfeest. De eerste vruchten van de grond werden geofferd aan de gever van alle leven. Die eerste vruchten van Jezus’ leven vinden we vandaag bij de leerlingen van Jezus. Zij staan op om het leven van Jezus op hun manier verder te zetten. Welk een contrast met de sfeer die we proefden in de eerste reacties na Jezus’ dood. De Emmaüsgangers gaan terug naar huis, bedrukt en ontgoocheld. “Wij hadden zo gehoopt” zeggen ze.
In die tijd zei Jezus: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: wie niet door de deur, maar langs een andere weg de schaapskooi binnengaat, hij is een dief en een rover.
En zie, twee van hen gingen diezelfde dag naar een dorp, dat ongeveer twee uur gaans van Jeruzalem ligt, genaamd Emmaüs. En ze spraken met elkaar over alles wat voorgevallen was. En het geschiedde, toen ze zo spraken en met elkaar van gedachten wisselden, dat Jezus zelf zich bij hen voegde en met hen meeging. Maar hun ogen waren niet bij machte hem te herkennen. Hij sprak echter tot hen: Wat zijn dat voor zaken, die jullie onderweg met elkaar overleggen? En ze bleven staan, met sombere gezichten. En de een, Kleopas genaamd, antwoordde en sprak tot hem: Bent u de enige onder de vreemden in Jeruzalem, die niet weet, wat daar in deze dagen is gebeurd? En hij sprak tot hen: Wat dan? En zij zeiden tot hem: Dat met Jezus van Nazareth, die een profeet was, machtig in werk en woord voor God en het hele volk; hoe onze hogepriesters en de oversten hem hebben overgeleverd om hem ter dood te veroordelen en hem gekruisigd hebben. Wij hoopten evenwel, dat hij het was die Israël verlossen zou. Maar met dit al is het nu al de derde dag, dat dit gebeurd is. Ook hebben enkele vrouwen uit ons midden ons hevig doen schrikken; zij waren in de vroegte bij het graf geweest en hadden zijn lichaam niet gevonden, en zijn toen komen zeggen, dat ze een verschijning van engelen hadden gezien die zeiden dat hij leeft. En sommigen van ons zijn naar het graf gegaan en hebben het zo bevonden als de vrouwen hebben gezegd; maar hem zagen ze niet. En hij sprak tot hen: 0 jullie dwazen, tragen van hart om niet te geloven alles wat de profeten gesproken hebben! Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan? En toen begon hij bij Mozes en alle profeten en legde hun uit, wat in al de Schriften over hem gezegd was. En ze naderden het dorp, waar ze heen gingen. En hij deed alsof hij verder wilde gaan. En ze nodigden hem met aandrang uit en zeiden: Blijf bij ons; want het wordt avond, en de dag loopt al ten einde. En hij ging binnen om bij hen te blijven. En het geschiedde toen hij met hen aan tafel zat dat hij het brood nam, de zegen uitsprak, het brak en het hun aanreikte. Toen werden hun ogen geopend, en ze herkenden hem. En hij verdween uit hun midden. En ze zeiden tot elkaar: brandde ons hart niet in ons, toen hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften opende? En ze stonden op en keerden op datzelfde uur terug naar Jeruzalem en troffen de elf bijeen én die bij hen waren; en die zeiden: de Heer is werkelijk opgestaan en aan Simon verschenen. En zij vertelden, wat er onderweg was gebeurd en hoe hij door hen herkend werd, toen hij het brood brak.
Is de verrijzenis vooruitkijken naar wat nog komen moet, nu niet, maar pas later, veel later. Is het hopen op wat we nog niet zien ? Is het een soort vertrouwen dat er nooit meer zoiets als ‘dood’ zal zijn, ook al gaan we onvermijdelijk dood en volgt er dan een grote stilte ?
Buitenstaanders vinden ‘vergeven’ het meest wereldvreemde én meest typische kenmerk van christenen. Ervaren we dat zelf ook zo? We beluisterden…Read More